Summary
Dutch
Detailed Translations for getreuzel from Dutch to English
getreuzel:
-
het getreuzel (getalm; geaarzel)
-
het getreuzel (futselarij; beuzelarij)
Translation Matrix for getreuzel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dawdling | geaarzel; getalm; getreuzel | |
dithering | geaarzel; getalm; getreuzel | rasteren |
lingering | geaarzel; getalm; getreuzel | |
loitering | geaarzel; getalm; getreuzel | |
trifling | beuzelarij; futselarij; getreuzel | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
trifling | beuzelachtig; futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
dawdling | aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; lijzig; log; loom; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend | |
lingering | aarzelend; armetierig; besluitloos; dralend; kwijnend; langzaam; leuterig; lijzig; log; loom; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend |