Dutch
Detailed Translations for grensden from Dutch to English
grensden form of grenzen:
-
grenzen (grenzen aan)
Conjugations for grenzen:
o.t.t.
- grens
- grenst
- grenst
- grenzen
- grenzen
- grenzen
o.v.t.
- grensde
- grensde
- grensde
- grensden
- grensden
- grensden
v.t.t.
- ben gegrensd
- bent gegrensd
- is gegrensd
- zijn gegrensd
- zijn gegrensd
- zijn gegrensd
v.v.t.
- was gegrensd
- was gegrensd
- was gegrensd
- waren gegrensd
- waren gegrensd
- waren gegrensd
o.t.t.t.
- zal grenzen
- zult grenzen
- zal grenzen
- zullen grenzen
- zullen grenzen
- zullen grenzen
o.v.t.t.
- zou grenzen
- zou grenzen
- zou grenzen
- zouden grenzen
- zouden grenzen
- zouden grenzen
diversen
- grens!
- grenst!
- gegrensd
- grenzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for grenzen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
border | boordsel; galon; grens; grens van een land; grensovergang; grensscheiding; landgrens; landsgrens; omzoming; oplegsel; passement; rand; rijksgrens; tres | |
limits | grenzen; limieten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
be adjacent to | grenzen; grenzen aan | |
border | grenzen; grenzen aan | afzetten; omboorden; omranden; zomen |
border on | grenzen; grenzen aan | |
verge on | grenzen; grenzen aan |
Related Words for "grenzen":
Wiktionary Translations for grenzen:
grenzen
verb
grenzen
-
(inergatief) ~ aan als aansluitende buur hebben
- grenzen → border