Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. hagelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for hagelend from Dutch to English

hagelen:

hagelen verb (hagelt, hagelde, gehageld)

  1. hagelen
    to hail
    • hail verb (hails, hailed, hailing)

Conjugations for hagelen:

o.t.t.
  1. hagelt
o.v.t.
  1. hagelde
v.t.t.
  1. heeft gehageld
v.v.t.
  1. had gehageld
o.t.t.t.
  1. zal hagelen
o.v.t.t.
  1. zou hagelen
diversen
  1. hagel!
  2. hagelt!
  3. gehageld
  4. hagelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for hagelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hail hagelen aanroepen; begroeten; gedag zeggen; groeten; praaien; verwelkomen; welkom heten

Related Words for "hagelen":


Wiktionary Translations for hagelen:

hagelen
verb
  1. het uit de hemel neerkomen van hagelstenen
hagelen
verb
  1. said when hail is falling

Cross Translation:
FromToVia
hagelen hail hagelnes hagelt = Hagel fällt
hagelen hail grêlertomber, en parlant de la grêle.

External Machine Translations: