Dutch
Detailed Translations for heksen from Dutch to English
heksen:
-
heksen
Conjugations for heksen:
o.t.t.
- heks
- hekst
- hekst
- heksen
- heksen
- heksen
o.v.t.
- hekste
- hekste
- hekste
- heksten
- heksten
- heksten
v.t.t.
- heb gehekst
- hebt gehekst
- heeft gehekst
- hebben gehekst
- hebben gehekst
- hebben gehekst
v.v.t.
- had gehekst
- had gehekst
- had gehekst
- hadden gehekst
- hadden gehekst
- hadden gehekst
o.t.t.t.
- zal heksen
- zult heksen
- zal heksen
- zullen heksen
- zullen heksen
- zullen heksen
o.v.t.t.
- zou heksen
- zou heksen
- zou heksen
- zouden heksen
- zouden heksen
- zouden heksen
en verder
- is gehekst
- zijn gehekst
diversen
- heks!
- hekst!
- gehekst
- heksend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for heksen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
practice witchcraft | heksen | |
work miracles | heksen | toveren; toverkunst uitoefenen |
Related Words for "heksen":
heks:
Translation Matrix for heks:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bitch | feeks; haaibaai; heks; helleveeg; loeder; teef; viswijf | del; gifkikker; kreng; lellebel; loeder; slet; snol; teef; totebel; vals wicht; vervelend kreng; wijfjeshond |
witch | heks; toverkol | tovenares; toverheks; vervelend kreng |
Related Words for "heks":
External Machine Translations: