Summary
Dutch
Detailed Translations for hijg from Dutch to English
hijgen:
-
hijgen (puffen; blazen)
-
hijgen (zwaar ademhalen)
Conjugations for hijgen:
o.t.t.
- hijg
- hijgt
- hijgt
- hijgen
- hijgen
- hijgen
o.v.t.
- hijgde
- hijgde
- hijgde
- hijgden
- hijgden
- hijgden
v.t.t.
- heb gehijgd
- hebt gehijgd
- heeft gehijgd
- hebben gehijgd
- hebben gehijgd
- hebben gehijgd
v.v.t.
- had gehijgd
- had gehijgd
- had gehijgd
- hadden gehijgd
- hadden gehijgd
- hadden gehijgd
o.t.t.t.
- zal hijgen
- zult hijgen
- zal hijgen
- zullen hijgen
- zullen hijgen
- zullen hijgen
o.v.t.t.
- zou hijgen
- zou hijgen
- zou hijgen
- zouden hijgen
- zouden hijgen
- zouden hijgen
diversen
- hijg!
- hijgt!
- gehijgd
- hijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for hijgen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
blow | bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet | |
pant | broek | |
puff | haal; haaltje; soes; trekje; trekje aan een sigaret | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
blow | blazen; hijgen; puffen | 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; iets vergallen; pijpen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen |
gasp | blazen; hijgen; puffen; zwaar ademhalen | janken; snikken |
pant | blazen; hijgen; puffen | |
pant for breath | hijgen; zwaar ademhalen | |
puff | blazen; hijgen; puffen | |
wheeze | blazen; hijgen; puffen |