Dutch
Detailed Translations for in veiligheid brengen from Dutch to English
in veiligheid brengen:
in veiligheid brengen verb (breng in veiligheid, brengt in veiligheid, bracht in veiligheid, brachten in veiligheid, in veiligheid gebracht)
-
in veiligheid brengen (bergen)
Conjugations for in veiligheid brengen:
o.t.t.
- breng in veiligheid
- brengt in veiligheid
- brengt in veiligheid
- brengen in veiligheid
- brengen in veiligheid
- brengen in veiligheid
o.v.t.
- bracht in veiligheid
- bracht in veiligheid
- bracht in veiligheid
- brachten in veiligheid
- brachten in veiligheid
- brachten in veiligheid
v.t.t.
- heb in veiligheid gebracht
- hebt in veiligheid gebracht
- heeft in veiligheid gebracht
- hebben in veiligheid gebracht
- hebben in veiligheid gebracht
- hebben in veiligheid gebracht
v.v.t.
- had in veiligheid gebracht
- had in veiligheid gebracht
- had in veiligheid gebracht
- hadden in veiligheid gebracht
- hadden in veiligheid gebracht
- hadden in veiligheid gebracht
o.t.t.t.
- zal in veiligheid brengen
- zult in veiligheid brengen
- zal in veiligheid brengen
- zullen in veiligheid brengen
- zullen in veiligheid brengen
- zullen in veiligheid brengen
o.v.t.t.
- zou in veiligheid brengen
- zou in veiligheid brengen
- zou in veiligheid brengen
- zouden in veiligheid brengen
- zouden in veiligheid brengen
- zouden in veiligheid brengen
en verder
- ben in veiligheid gebracht
- bent in veiligheid gebracht
- is in veiligheid gebracht
- zijn in veiligheid gebracht
- zijn in veiligheid gebracht
- zijn in veiligheid gebracht
diversen
- breng in veiligheid!
- brengt in veiligheid!
- in veiligheid gebracht
- in veiligheid brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for in veiligheid brengen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
put in safety | bergen; in veiligheid brengen | |
salvage | bergen; in veiligheid brengen |
Wiktionary Translations for in veiligheid brengen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• in veiligheid brengen | → shelter; harbour; harbor | ↔ abriter — mettre à l'abri |