Dutch
Detailed Translations for inbreuk maken from Dutch to English
inbreuk maken:
-
inbreuk maken (overtreden)
Conjugations for inbreuk maken:
o.t.t.
- maak inbreuk
- maakt inbreuk
- maakt inbreuk
- maken inbreuk
- maken inbreuk
- maken inbreuk
o.v.t.
- maakte inbreuk
- maakte inbreuk
- maakte inbreuk
- maakten inbreuk
- maakten inbreuk
- maakten inbreuk
v.t.t.
- heb inbreuk gemaakt
- hebt inbreuk gemaakt
- heeft inbreuk gemaakt
- hebben inbreuk gemaakt
- hebben inbreuk gemaakt
- hebben inbreuk gemaakt
v.v.t.
- had inbreuk gemaakt
- had inbreuk gemaakt
- had inbreuk gemaakt
- hadden inbreuk gemaakt
- hadden inbreuk gemaakt
- hadden inbreuk gemaakt
o.t.t.t.
- zal inbreuk maken
- zult inbreuk maken
- zal inbreuk maken
- zullen inbreuk maken
- zullen inbreuk maken
- zullen inbreuk maken
o.v.t.t.
- zou inbreuk maken
- zou inbreuk maken
- zou inbreuk maken
- zouden inbreuk maken
- zouden inbreuk maken
- zouden inbreuk maken
en verder
- is inbreuk gemaakt
diversen
- maak inbreuk!
- maakt inbreuk!
- inbreuk gemaakt
- inbreuk makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inbreuk maken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
break in | inbreuk maken; overtreden | africhten; beroven; binnen breken; binnenbreken; dier africhten; dresseren; een inbraak doen; in de rede vallen; inbreken; interrumperen; onderbreken; trainen |
External Machine Translations: