Summary
Dutch
Detailed Translations for ingaan from Dutch to English
ingaan:
-
ingaan (binnentreden; betreden; binnenkomen; binnengaan; binnenstappen; binnenlopen)
-
ingaan (reageren)
Conjugations for ingaan:
o.t.t.
- ga in
- gaat in
- gaat in
- gaan in
- gaan in
- gaan in
o.v.t.
- ging in
- ging in
- ging in
- gingen in
- gingen in
- gingen in
v.t.t.
- ben ingegaan
- bent ingegaan
- is ingegaan
- zijn ingegaan
- zijn ingegaan
- zijn ingegaan
v.v.t.
- was ingegaan
- was ingegaan
- was ingegaan
- waren ingegaan
- waren ingegaan
- waren ingegaan
o.t.t.t.
- zal ingaan
- zult ingaan
- zal ingaan
- zullen ingaan
- zullen ingaan
- zullen ingaan
o.v.t.t.
- zou ingaan
- zou ingaan
- zou ingaan
- zouden ingaan
- zouden ingaan
- zouden ingaan
diversen
- ga in!
- gaat in!
- ingegaan
- ingaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
ingaan (van kracht worden; effectief worden)
Translation Matrix for ingaan:
Related Definitions for "ingaan":
External Machine Translations: