Summary
Dutch to English: more detail...
- inhoud:
- inhouden:
-
Wiktionary:
- inhoud → content, volume, index, table of contents
- inhoud → contents
- inhoud → content, substance, capacity, volume, loundness, sound
- inhouden → imply, contain, refrain
- inhouden → hold, contain, admit, comprise, include, subtract, abstract, take away, remove, seize, take, cut off, cut, curtail, retrench, slash, truncate, deduct, count down, write off
Dutch
Detailed Translations for inhoud from Dutch to English
inhoud:
-
de inhoud (betekenis)
-
de inhoud (wat ergens in zit)
-
de inhoud (waarmee iets gevuld is)
-
de inhoud (inhoudsopgave; index; register)
the index– an alphabetical listing of names and topics along with page numbers where they are discussed 1the table of contents– a list of divisions (chapters or articles) and the pages on which they start 1 -
de inhoud (omvatte ruimte; capaciteit)
-
de inhoud (grootte in de ruimte; volume)
-
de inhoud
-
de inhoud
Translation Matrix for inhoud:
Related Definitions for "inhoud":
Wiktionary Translations for inhoud:
inhoud
Cross Translation:
noun
inhoud
noun
-
alphabetical listing
-
subject matter
-
mathematics: space contained by a polytope
-
that which is contained
-
organized list summarizing book of document
-
unit of three dimensional measure that consists of a length, a width and a height
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inhoud | → content | ↔ Inhalt — das, was die Sache ausmacht; die Substanz; das, woraus sich eine Sache zusammensetzt (oft abstrakt und übertragen: Inhalt des Buches, des Vortrages, der Veranstaltung) |
• inhoud | → substance | ↔ contenu — ensemble de choses se trouvant à l'intérieur de’un récipient ou d'un ensemble. |
• inhoud | → capacity; volume; loundness; sound | ↔ volume — ampleur, grosseur d’une masse ; espace occuper par un corps ou celui pouvant être délimité par une ou des surfaces. |
inhoud form of inhouden:
-
inhouden (behelzen)
-
inhouden (bevatten)
-
inhouden (betekenen; neerkomen op)
-
inhouden (in mindering brengen; verrekenen; aftrekken; afhouden)
-
inhouden (rustig blijven; inslikken; beheersen)
-
inhouden (geen afstand doen van; houden; achterhouden)
-
inhouden (blijven staan; stoppen; stilstaan; stilhouden)
Conjugations for inhouden:
o.t.t.
- houd in
- houdt in
- houdt in
- houden in
- houden in
- houden in
o.v.t.
- hield in
- hield in
- hield in
- hielden in
- hielden in
- hielden in
v.t.t.
- heb ingehouden
- hebt ingehouden
- heeft ingehouden
- hebben ingehouden
- hebben ingehouden
- hebben ingehouden
v.v.t.
- had ingehouden
- had ingehouden
- had ingehouden
- hadden ingehouden
- hadden ingehouden
- hadden ingehouden
o.t.t.t.
- zal inhouden
- zult inhouden
- zal inhouden
- zullen inhouden
- zullen inhouden
- zullen inhouden
o.v.t.t.
- zou inhouden
- zou inhouden
- zou inhouden
- zouden inhouden
- zouden inhouden
- zouden inhouden
en verder
- ben ingehouden
- bent ingehouden
- is ingehouden
- zijn ingehouden
- zijn ingehouden
- zijn ingehouden
diversen
- houd in!
- houdt in!
- ingehouden
- inhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het inhouden (behelzen)
Translation Matrix for inhouden:
Synonyms for "inhouden":
Antonyms for "inhouden":
Related Definitions for "inhouden":
Wiktionary Translations for inhouden:
inhouden
Cross Translation:
verb
-
to have as a consequence
-
To hold inside
-
to hold back
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inhouden | → hold; contain; admit; comprise; include | ↔ renfermer — enfermer de nouveau. |
• inhouden | → subtract; abstract; take away; remove; seize; take; cut off; cut; curtail; retrench; slash; truncate; deduct; count down; write off | ↔ retrancher — Traductions à vérifier et à trier |
External Machine Translations: