Dutch
Detailed Translations for invlechten from Dutch to English
invlechten:
-
invlechten (vlechten in)
Conjugations for invlechten:
o.t.t.
- vlecht in
- vlecht in
- vlecht in
- vlechten in
- vlechten in
- vlechten in
o.v.t.
- vlocht in
- vlocht in
- vlocht in
- vlochten in
- vlochten in
- vlochten in
v.t.t.
- heb ingevlochten
- hebt ingevlochten
- heeft ingevlochten
- hebben ingevlochten
- hebben ingevlochten
- hebben ingevlochten
v.v.t.
- had ingevlochten
- had ingevlochten
- had ingevlochten
- hadden ingevlochten
- hadden ingevlochten
- hadden ingevlochten
o.t.t.t.
- zal invlechten
- zult invlechten
- zal invlechten
- zullen invlechten
- zullen invlechten
- zullen invlechten
o.v.t.t.
- zou invlechten
- zou invlechten
- zou invlechten
- zouden invlechten
- zouden invlechten
- zouden invlechten
en verder
- ben ingevlochten
- bent ingevlochten
- is ingevlochten
- zijn ingevlochten
- zijn ingevlochten
- zijn ingevlochten
diversen
- vlecht in!
- vlecht in!
- ingevlochten
- invlechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for invlechten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
braid | galon; omzoming; tres | |
twine | bindgaren; bindtouwen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
braid | invlechten; vlechten in | vlechten |
plait | invlechten; vlechten in | vlechten |
plait in | invlechten; vlechten in | vlechten |
twine | invlechten; vlechten in | ineenvlechten; strengelen; vlechten |
External Machine Translations: