Dutch
Detailed Translations for invloed hebben from Dutch to English
invloed hebben:
invloed hebben verb (heb invloed, hebt invloed, heeft invloed, had invloed, hadden invloed, invloed gehad)
-
invloed hebben
Conjugations for invloed hebben:
o.t.t.
- heb invloed
- hebt invloed
- heeft invloed
- hebben invloed
- hebben invloed
- hebben invloed
o.v.t.
- had invloed
- had invloed
- had invloed
- hadden invloed
- hadden invloed
- hadden invloed
v.t.t.
- heb invloed gehad
- hebt invloed gehad
- heeft invloed gehad
- hebben invloed gehad
- hebben invloed gehad
- hebben invloed gehad
v.v.t.
- had invloed gehad
- had invloed gehad
- had invloed gehad
- hadden invloed gehad
- hadden invloed gehad
- hadden invloed gehad
o.t.t.t.
- zal invloed hebben
- zult invloed hebben
- zal invloed hebben
- zullen invloed hebben
- zullen invloed hebben
- zullen invloed hebben
o.v.t.t.
- zou invloed hebben
- zou invloed hebben
- zou invloed hebben
- zouden invloed hebben
- zouden invloed hebben
- zouden invloed hebben
diversen
- heb invloed!
- hebt invloed!
- invloed gehad
- invloed hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for invloed hebben:
Noun | Related Translations | Other Translations |
influence | beïnvloeding; invloed; inwerking; macht | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
have a hold on | invloed hebben | |
have an influence | invloed hebben | |
influence | invloed hebben | beïnvloeden; raken; treffen |