Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. inwinnen:


Dutch

Detailed Translations for inwon from Dutch to English

inwinnen:

inwinnen verb (win in, wint in, won in, wonnen in, ingewonnen)

  1. inwinnen (trachten te krijgen)
    to obtain; to collect; to gather
    • obtain verb (obtains, obtained, obtaining)
    • collect verb (collects, collected, collecting)
    • gather verb (gathers, gathered, gathering)

Conjugations for inwinnen:

o.t.t.
  1. win in
  2. wint in
  3. wint in
  4. winnen in
  5. winnen in
  6. winnen in
o.v.t.
  1. won in
  2. won in
  3. won in
  4. wonnen in
  5. wonnen in
  6. wonnen in
v.t.t.
  1. heb ingewonnen
  2. hebt ingewonnen
  3. heeft ingewonnen
  4. hebben ingewonnen
  5. hebben ingewonnen
  6. hebben ingewonnen
v.v.t.
  1. had ingewonnen
  2. had ingewonnen
  3. had ingewonnen
  4. hadden ingewonnen
  5. hadden ingewonnen
  6. hadden ingewonnen
o.t.t.t.
  1. zal inwinnen
  2. zult inwinnen
  3. zal inwinnen
  4. zullen inwinnen
  5. zullen inwinnen
  6. zullen inwinnen
o.v.t.t.
  1. zou inwinnen
  2. zou inwinnen
  3. zou inwinnen
  4. zouden inwinnen
  5. zouden inwinnen
  6. zouden inwinnen
en verder
  1. is ingewonnen
diversen
  1. win in!
  2. wint in!
  3. ingewonnen
  4. inwinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inwinnen [znw.] noun

  1. inwinnen
    the gathering

Translation Matrix for inwinnen:

NounRelated TranslationsOther Translations
gathering inwinnen accumulatie; bende; beraadslaging; bijeenkomst; bijeenroeping; collecte; conferentie; groep; hoop; inzameling; manifestatie; massa; opeenhoping; ophoping; oploopje; overleg; samenkomst; samenscholing; samenzijn; selectie; sortering; stel; toeloop; troep; vergadering; verzameling; zitting
VerbRelated TranslationsOther Translations
collect inwinnen; trachten te krijgen aannemen; aanvaarden; accepteren; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; iets ophalen; in ontvangst nemen; inzamelen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meenemen; meepikken; ontvangen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppakken; oppikken; oppotten; oprapen; opsnappen; opsteken; plukken; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
gather inwinnen; trachten te krijgen bij elkaar vegen; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeenkomen; bijeenrapen; bijeenzoeken; binnen halen; bundelen; harken; inzamelen; oogsten; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; plukken; samenkomen; samenpakken; samenrapen; verenigen; vergaren; verzamelen
obtain inwinnen; trachten te krijgen aankopen; aanschaffen; acquireren; bemachtigen; binnenbrengen; binnenhalen; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven