Summary
Dutch
Detailed Translations for jasten from Dutch to English
jassen:
-
jassen (schillen; pellen)
-
jassen (aardappels schillen)
Conjugations for jassen:
o.t.t.
- jas
- jast
- jast
- jassen
- jassen
- jassen
o.v.t.
- jaste
- jaste
- jaste
- jasten
- jasten
- jasten
v.t.t.
- heb gejast
- hebt gejast
- heeft gejast
- hebben gejast
- hebben gejast
- hebben gejast
v.v.t.
- had gejast
- had gejast
- had gejast
- hadden gejast
- hadden gejast
- hadden gejast
o.t.t.t.
- zal jassen
- zult jassen
- zal jassen
- zullen jassen
- zullen jassen
- zullen jassen
o.v.t.t.
- zou jassen
- zou jassen
- zou jassen
- zouden jassen
- zouden jassen
- zouden jassen
en verder
- is gejast
diversen
- jas!
- jast!
- gejast
- jassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de jassen
Translation Matrix for jassen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
coats | jassen | jasjes |
overcoats | jassen | mantels; overjassen |
peel | peul; schil; vel | |
rind | bast; korstje; peul; schil; schors; vel | |
skin | hachje; huid; peul; schil; vel; weergave | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
peel | jassen; pellen; schillen | afbladderen; doppen; pellen; vervellen |
peel potatoes | aardappels schillen; jassen | |
rind | jassen; pellen; schillen | |
skin | jassen; pellen; schillen | afhalen; afschaven; afstropen; ontvellen; stropen; uitbenen; vervellen; villen; weergave toepassen |
Related Words for "jassen":
External Machine Translations: