Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. katten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for katte from Dutch to English

katte form of katten:

katten verb (kat, katte, katten, gekat)

  1. katten (kritiseren; afkraken; kraken)
    to criticize; to slate; to run down; to censure; to criticise
    • criticize verb, American (criticizes, criticized, criticizing)
    • slate verb (slates, slated, slating)
    • run down verb (runs down, ran down, running down)
    • censure verb (censures, censured, censuring)
    • criticise verb, British

Conjugations for katten:

o.t.t.
  1. kat
  2. kat
  3. kat
  4. katten
  5. katten
  6. katten
o.v.t.
  1. katte
  2. katte
  3. katte
  4. katten
  5. katten
  6. katten
v.t.t.
  1. heb gekat
  2. hebt gekat
  3. heeft gekat
  4. hebben gekat
  5. hebben gekat
  6. hebben gekat
v.v.t.
  1. had gekat
  2. had gekat
  3. had gekat
  4. hadden gekat
  5. hadden gekat
  6. hadden gekat
o.t.t.t.
  1. zal katten
  2. zult katten
  3. zal katten
  4. zullen katten
  5. zullen katten
  6. zullen katten
o.v.t.t.
  1. zou katten
  2. zou katten
  3. zou katten
  4. zouden katten
  5. zouden katten
  6. zouden katten
diversen
  1. kat!
  2. kat!
  3. gekat
  4. kattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for katten:

NounRelated TranslationsOther Translations
censure censuur
slate lei; leisteen
VerbRelated TranslationsOther Translations
censure afkraken; katten; kraken; kritiseren hekelen
criticise afkraken; katten; kraken; kritiseren bekritiseren; beoordelen; goed- of afkeuren; hekelen; recenseren
criticize afkraken; katten; kraken; kritiseren bekritiseren; beoordelen; goed- of afkeuren; hekelen; recenseren
run down afkraken; katten; kraken; kritiseren aflopen; afrennen; eindigen; omverlopen; teneindelopen; uitwonen
slate afkraken; katten; kraken; kritiseren

Related Words for "katten":


Wiktionary Translations for katten:


Cross Translation:
FromToVia
katten carp; cavil; grizzle; beef; crab; grouse; kvetch; grouch; niggle; nag; whine; nudge; noodge nörgelnpenetrant/störend, aber nicht aggressiv seinen Unmut äußern