Summary
Dutch
Detailed Translations for klauteren from Dutch to English
klauteren:
-
klauteren
Conjugations for klauteren:
o.t.t.
- klauter
- klautert
- klautert
- klauteren
- klauteren
- klauteren
o.v.t.
- klauterde
- klauterde
- klauterde
- klauterden
- klauterden
- klauterden
v.t.t.
- heb geklauterd
- hebt geklauterd
- heeft geklauterd
- hebben geklauterd
- hebben geklauterd
- hebben geklauterd
v.v.t.
- had geklauterd
- had geklauterd
- had geklauterd
- hadden geklauterd
- hadden geklauterd
- hadden geklauterd
o.t.t.t.
- zal klauteren
- zult klauteren
- zal klauteren
- zullen klauteren
- zullen klauteren
- zullen klauteren
o.v.t.t.
- zou klauteren
- zou klauteren
- zou klauteren
- zouden klauteren
- zouden klauteren
- zouden klauteren
en verder
- ben geklauterd
- bent geklauterd
- is geklauterd
- zijn geklauterd
- zijn geklauterd
- zijn geklauterd
diversen
- klauter!
- klautert!
- geklauterd
- klauterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klauteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
climb | beklimming; bestijging; klim; opklimmen; stijgen | |
scramble | stoelendans | |
shin | scheen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
clamber | klauteren | |
climb | klauteren | beklimmen; bevorderd worden; hogerop komen; klimmen; omhoogkomen; opgaan; opklauteren; opklimmen; opstijgen; opvliegen; zich opwerken |
scramble | klauteren | omwoelen |
shin | klauteren |
Wiktionary Translations for klauteren:
External Machine Translations: