Summary
Dutch
Detailed Translations for krijgt from Dutch to English
krijgt form of krijgen:
-
krijgen (in ontvangst nemen; ontvangen; opstrijken)
Conjugations for krijgen:
o.t.t.
- krijg
- krijgt
- krijgt
- krijgen
- krijgen
- krijgen
o.v.t.
- kreeg
- kreeg
- kreeg
- kregen
- kregen
- kregen
v.t.t.
- heb gekregen
- hebt gekregen
- heeft gekregen
- hebben gekregen
- hebben gekregen
- hebben gekregen
v.v.t.
- had gekregen
- had gekregen
- had gekregen
- hadden gekregen
- hadden gekregen
- hadden gekregen
o.t.t.t.
- zal krijgen
- zult krijgen
- zal krijgen
- zullen krijgen
- zullen krijgen
- zullen krijgen
o.v.t.t.
- zou krijgen
- zou krijgen
- zou krijgen
- zouden krijgen
- zouden krijgen
- zouden krijgen
diversen
- krijg!
- krijgt!
- gekregen
- krijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for krijgen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
receive | in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opstrijken | aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvatten; accepteren; afvangen; in ontvangst nemen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; onderscheppen; ondervangen; onderweg opvangen; ontvangen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; oppikken; opsteken; opvangen |
- | ontvangen; verkrijgen |
Related Words for "krijgen":
Synonyms for "krijgen":
Antonyms for "krijgen":
Related Definitions for "krijgen":
Wiktionary Translations for krijgen:
krijgen
Cross Translation:
verb
krijgen
-
verwerven, ontvangen
- krijgen → get
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• krijgen | → get; receive; be given | ↔ bekommen — (transitiv) etwas empfangen, etwas erhalten, etwas erlangen, etwas (oder einen Zustand) erreichen |
• krijgen | → get; receive; be given | ↔ bekommen — (transitiv) sich einer Person oder Sache bemächtigen |
• krijgen | → get; receive; be given | ↔ bekommen — (transitiv) wie viel ist zu zahlen, was wird gewünscht? |
• krijgen | → hail; have; receive; get; catch; accept; accredit; admit | ↔ accueillir — Traductions à trier suivant le sens |
• krijgen | → get; acquire; obtain; gain; secure | ↔ obtenir — Se faire accorder par tel ou tel moyen une chose que l’on désirer. |
• krijgen | → accept; admit | ↔ recevoir — accepter, prendre ce qui donner, ce qui présenter, ce qui offrir sans qu’il devoir. |