Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kruid:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kruidjes from Dutch to English

kruid:

kruid [het ~] noun

  1. het kruid (specerij; kruiderij)
    the herb; the spices; the flavouring; the condiments; the condiment; the flavourings; the spice; the flavoring

Translation Matrix for kruid:

NounRelated TranslationsOther Translations
condiment kruid; kruiderij; specerij kruiderij
condiments kruid; kruiderij; specerij kruiden; kruiderij
flavoring kruid; kruiderij; specerij aroma; geurstof; smaakmaker; smaakstof; smaakversterker
flavouring kruid; kruiderij; specerij aroma; geurstof; smaakmaker; smaakstof; smaakversterker
flavourings kruid; kruiderij; specerij kruiden; smaakmaker; smaakstoffen; specerijen
herb kruid; kruiderij; specerij
spice kruid; kruiderij; specerij smaakmaker
spices kruid; kruiderij; specerij kruiden; kruiderij; smaakmaker; smaakstof; smaakstoffen; specerijen
VerbRelated TranslationsOther Translations
spice kruiden; kruiden toevoegen; marineren; toebereiden

Related Words for "kruid":

  • kruidden, kruidje, kruidjes

Related Definitions for "kruid":

  1. plant die dient als geneesmiddel of als smaakstof in het eten1
    • heb je al kruiden op het vlees gedaan?1

Wiktionary Translations for kruid:

kruid
noun
  1. voeding|nld aromatische plant
kruid
noun
  1. plant used in medicine
  2. plant used to flavour food
  3. something used to enhance flavor
  4. plant matter used to season or flavour food

Cross Translation:
FromToVia
kruid grass; herb herbe — botan|fr (sens strict) Un végétal vert, monocotylédone ou dicotylédone, à tige fine et molle car non ligneuse (pas un tronc ni une stipe), vivace ou annuel, et qui perd tiges et feuilles en hiver.
kruid spice; seasoning épice — Condiment aromatique

External Machine Translations: