Summary
Dutch
Detailed Translations for kuieren from Dutch to English
kuieren:
Conjugations for kuieren:
o.t.t.
- kuier
- kuiert
- kuiert
- kuieren
- kuieren
- kuieren
o.v.t.
- kuierde
- kuierde
- kuierde
- kuierden
- kuierden
- kuierden
v.t.t.
- heb gekuierd
- hebt gekuierd
- heeft gekuierd
- hebben gekuierd
- hebben gekuierd
- hebben gekuierd
v.v.t.
- had gekuierd
- had gekuierd
- had gekuierd
- hadden gekuierd
- hadden gekuierd
- hadden gekuierd
o.t.t.t.
- zal kuieren
- zult kuieren
- zal kuieren
- zullen kuieren
- zullen kuieren
- zullen kuieren
o.v.t.t.
- zou kuieren
- zou kuieren
- zou kuieren
- zouden kuieren
- zouden kuieren
- zouden kuieren
en verder
- ben gekuierd
- bent gekuierd
- is gekuierd
- zijn gekuierd
- zijn gekuierd
- zijn gekuierd
diversen
- kuier!
- kuiert!
- gekuierd
- kuierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kuieren:
Related Words for "kuieren":
Wiktionary Translations for kuieren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kuieren | → stroll; walk | ↔ spazieren — gemächlich gehen zum Zwecke der Entspannung und Zerstreuung |