Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. lippen:
  2. lip:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lippen from Dutch to English

lippen:

lippen [de ~] noun, plural

  1. de lippen
    the lips
    • lips [the ~] noun, plural

Translation Matrix for lippen:

NounRelated TranslationsOther Translations
lips lippen

Related Words for "lippen":


Wiktionary Translations for lippen:

lippen
plural
  1. plural of lip

lippen form of lip:

lip [de ~] noun

  1. de lip (ankerlip)
    the bill; the bill of an anchor
  2. de lip (mond)
    the lip
    • lip [the ~] noun

Translation Matrix for lip:

NounRelated TranslationsOther Translations
bill ankerlip; lip affiche; bod; cheque; factuur; motie; nota; propositie; reclamebiljet; rekening; snavel; snebben; suggestie; vogelbek; voorstel; voorstel doen; wetsontwerp; wetsvoorstel
bill of an anchor ankerlip; lip
lip blikje; lip; mond schenktuiten; tuiten
VerbRelated TranslationsOther Translations
bill factureren; in rekening brengen

Related Words for "lip":


Related Definitions for "lip":

  1. een dingetje dat uitsteekt of iets afsluit1
    • er zit een lipje aan dit bierblikje1
  2. elk van de randen van je mond1
    • zij heeft haar lippen rood geverfd1

Wiktionary Translations for lip:

lip
noun
  1. anatomie|nld elk van beide vlezige uitstekels van de mondopening
lip
noun
  1. part of body resembling a lip
  2. rim of an open container
  3. fleshy protrusion framing the mouth

Cross Translation:
FromToVia
lip lip LippeAnatomie: Organ am Rand des Mundes; Teil und Abschluss des Mundes nach außen
lip lip lèvre — Partie extérieure et charnue qui borde la bouche. (Sens général).