Dutch
Detailed Translations for los from Dutch to English
los:
-
los (beweegbaar; mobiel; verzetbaar; verplaatsbaar; roerend)
mobile; loose; portable; moveable; transportable-
mobile adj
-
loose adj
-
portable adj
-
moveable adj
-
transportable adj
-
-
los (niet vast)
-
los (niet vast; verschuifbaar; verplaatsbaar)
-
los (pulverig; rul; mul)
-
los (wankel; wankelend; wankelbaar; rank; onvast)
Translation Matrix for los:
Related Words for "los":
Antonyms for "los":
Related Definitions for "los":
Wiktionary Translations for los:
los
Cross Translation:
adjective
-
not compact
-
not packaged
-
not fixed tightly
-
unconstrained
-
not imprisoned
-
not attached
-
act of severing
- severance → scheiding; lossnijden; los; zijn
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• los | → open; unchecked; spare | ↔ libre — Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir. |
• los | → lynx | ↔ lynx — félin |
• los | → loose; loosened | ↔ lâche — Non serré |
• los | → mobile | ↔ mobile — Qui se meut ou qui peut être mû, qui n’est pas fixe. (Sens général). |
• los | → particular; special; distinct; distinctive | ↔ particulier — Qui présente une caractéristique spéciale, qui appartenir, proprement et singulièrement, à certaines personnes ou à certaines choses; qui n’est point commun à d’autres personnes, à d’autres choses de même espèce. |
lossen:
-
lossen (iets uitladen; ontladen; afladen)
-
lossen (uitladen)
Conjugations for lossen:
o.t.t.
- los
- lost
- lost
- lossen
- lossen
- lossen
o.v.t.
- loste
- loste
- loste
- losten
- losten
- losten
v.t.t.
- heb gelost
- hebt gelost
- heeft gelost
- hebben gelost
- hebben gelost
- hebben gelost
v.v.t.
- had gelost
- had gelost
- had gelost
- hadden gelost
- hadden gelost
- hadden gelost
o.t.t.t.
- zal lossen
- zult lossen
- zal lossen
- zullen lossen
- zullen lossen
- zullen lossen
o.v.t.t.
- zou lossen
- zou lossen
- zou lossen
- zouden lossen
- zouden lossen
- zouden lossen
en verder
- ben gelost
- bent gelost
- is gelost
- zijn gelost
- zijn gelost
- zijn gelost
diversen
- los!
- lost!
- gelost
- lossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het lossen (afladen; uitladen)
the discharging
Translation Matrix for lossen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
discharge | afdanken; afschaffen; afvoer; afwatering; decharge; emissie; kwijting; loslating; lossing; lozing; ontlading; ontslaan; ontslaan van werknemers; ontslag; plotselinge uitbarsting; uit de dienst ontslaan; uitlading; uitstoot; vrijlating; waterafvoer | |
discharging | afladen; lossen; uitladen | emissie; lozen; ontslaan van werknemers; ontslag; spuien; uitstoot |
Verb | Related Translations | Other Translations |
discharge | afladen; iets uitladen; lossen; ontladen | aan de dijk zetten; afdanken; afscheiden; afvloeien; afvoeren; congé geven; dwingen ontslag te nemen; eruit gooien; kwijten; lozen; ontheffen; ontslaan; pasporteren; uitscheiden; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; van zijn positie verdrijven; verzenden; wegsturen; wegzenden |
offload | afladen; iets uitladen; lossen; ontladen | |
unload | lossen; uitladen | spuien; uiten |
Related Definitions for "lossen":
External Machine Translations: