Summary
Dutch to English: more detail...
- maatjes:
-
maat:
- dimension; size; extent; measure; circumference; demension; measurement; proportion; mate; partner; chum; companion; pal; friend; buddy; comrade; fellow; business associate; pall
- maatje:
- ma:
- Wiktionary:
Dutch
Detailed Translations for maatjes from Dutch to English
maatjes:
-
de maatjes (wapenbroeders)
Translation Matrix for maatjes:
Noun | Related Translations | Other Translations |
brothers-in-arms | maatjes; wapenbroeders | |
companions-in-arms | maatjes; wapenbroeders | |
comrades | maatjes; wapenbroeders | kameraden; strijdmakkers; wapenbroeders |
maties | maatjes; wapenbroeders | |
palsies | maatjes; wapenbroeders | |
partners | maatjes; wapenbroeders |
Related Words for "maatjes":
maat:
-
de maat (grootte; mate; dimensie; omvang; afmeting; formaat)
– hoe groot het is 1 -
de maat (afmeting)
-
de maat (gezel; partner)
-
de maat (makker; vriend; vriendje; maatje; kameraad; pal; gabber; kameraadje; kompaan)
-
de maat (vriend; spitsbroeder; gabber; compagnon; kameraadje; kameraad; kompaan; kornuit; makker; gezel; maatje; pal)
-
de maat (compaan; makker)
Translation Matrix for maat:
Related Words for "maat":
Synonyms for "maat":
Related Definitions for "maat":
Wiktionary Translations for maat:
maat
Cross Translation:
noun
maat
noun
-
indicator
-
special mathematical function
-
musical designation
-
unspecified quantity or capacity
-
quantity etc. compared to a standard
-
trade assistant
-
nautical: ship's officer on commercial vessel
- mate → scheepsmaat; maat
-
slang: term of address for a man
-
friend; mate
-
companion in battle, fellow soldier
-
mate, companion, or associate
-
informal address to a stranger
-
friend or casual acquaintance
-
music: section of a staff
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• maat | → size | ↔ Größe — kurz für: Konfektionsgröße |
• maat | → measure | ↔ Maß — Einheit, in der etwas messen wird |
• maat | → bar | ↔ Takt — Musik: das Maß, das ein Musikstück rhythmisch in gleiche Einheiten teilt |
• maat | → comrade; buddy; companion; pal; fellow | ↔ camarade — Celui ou celle qui, en partager les occupations, la vie d’une ou de plusieurs personnes, contracter avec elles une sorte d’amitié et une communauté d’intérêts. |
• maat | → accompanist; companion; buddy; pal; comrade | ↔ compagnon — Celui qui est habituellement avec un autre ou qui fait avec lui la même chose. |
• maat | → measure; measurement | ↔ mesure — Dimension (sens général) |
• maat | → cut; height; stature; figure; waist; size; measure; measurement; bulk; dimension; breadth; scale; scope; extent; range | ↔ taille — coupe ; manière dont on couper certaines choses, dont elles tailler. |
maatje:
-
het maatje (jongmaat; leerknecht; pupil)
the pupil; the apprentice; the trainee; the disciple; the follower; the teacher-trainee; the student; the trainee-teacher -
het maatje (makker; vriend; vriendje; kameraad; pal; gabber; kameraadje; maat; kompaan)
-
het maatje (hartsvriendin; vriendin; kameraadje; gezel)
-
het maatje (vriend; spitsbroeder; gabber; compagnon; kameraadje; kameraad; kompaan; kornuit; maat; makker; gezel; pal)
-
het maatje (vriendje; gabbertje; makkertje; kameraadje)
-
het maatje (maatjesharing)
Translation Matrix for maatje:
Related Words for "maatje":
ma:
Translation Matrix for ma:
Noun | Related Translations | Other Translations |
mom | ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder | |
mother | ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder | moeder; ouder |
mum | ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder | |
mummy | ma; mama; mamma; mammie; mams; moe; moeder | |
- | mama; moeder |