Dutch
Detailed Translations for nakaart from Dutch to English
nakaarten:
-
nakaarten (op iets terugkomen)
Conjugations for nakaarten:
o.t.t.
- kaart na
- kaart na
- kaart na
- kaarten na
- kaarten na
- kaarten na
o.v.t.
- kaartte na
- kaartte na
- kaartte na
- kaartten na
- kaartten na
- kaartten na
v.t.t.
- heb nagekaart
- hebt nagekaart
- heeft nagekaart
- hebben nagekaart
- hebben nagekaart
- hebben nagekaart
v.v.t.
- had nagekaart
- had nagekaart
- had nagekaart
- hadden nagekaart
- hadden nagekaart
- hadden nagekaart
o.t.t.t.
- zal nakaarten
- zult nakaarten
- zal nakaarten
- zullen nakaarten
- zullen nakaarten
- zullen nakaarten
o.v.t.t.
- zou nakaarten
- zou nakaarten
- zou nakaarten
- zouden nakaarten
- zouden nakaarten
- zouden nakaarten
diversen
- kaart na!
- kaart na!
- nagekaart
- nakaartend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for nakaarten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
come back to something | nakaarten; op iets terugkomen | |
discuss might-have-beens | nakaarten; op iets terugkomen | |
go over old grounds | nakaarten; op iets terugkomen | |
return to something | nakaarten; op iets terugkomen |
External Machine Translations: