Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. nummeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for nummert from Dutch to English

nummert form of nummeren:

nummeren verb (nummer, nummert, nummerde, nummerden, genummerd)

  1. nummeren
    to number
    • number verb (numbers, numbered, numbering)

Conjugations for nummeren:

o.t.t.
  1. nummer
  2. nummert
  3. nummert
  4. nummeren
  5. nummeren
  6. nummeren
o.v.t.
  1. nummerde
  2. nummerde
  3. nummerde
  4. nummerden
  5. nummerden
  6. nummerden
v.t.t.
  1. heb genummerd
  2. hebt genummerd
  3. heeft genummerd
  4. hebben genummerd
  5. hebben genummerd
  6. hebben genummerd
v.v.t.
  1. had genummerd
  2. had genummerd
  3. had genummerd
  4. hadden genummerd
  5. hadden genummerd
  6. hadden genummerd
o.t.t.t.
  1. zal nummeren
  2. zult nummeren
  3. zal nummeren
  4. zullen nummeren
  5. zullen nummeren
  6. zullen nummeren
o.v.t.t.
  1. zou nummeren
  2. zou nummeren
  3. zou nummeren
  4. zouden nummeren
  5. zouden nummeren
  6. zouden nummeren
diversen
  1. nummer!
  2. nummert!
  3. genummerd
  4. nummerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nummeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
number aantal; cijfer; getal; hoeveelheid; kwantiteit; kwantum; numero; nummer; quantum; rangcijfer; rangnummer; volgnummer
VerbRelated TranslationsOther Translations
number nummeren

Related Words for "nummeren":


Wiktionary Translations for nummeren:

nummeren
verb
  1. label with numbers; assign numbers to
  2. mark the pages of

External Machine Translations: