Dutch
Detailed Translations for omverlopen from Dutch to English
omverlopen:
-
omverlopen
Conjugations for omverlopen:
o.t.t.
- loop omver
- loopt omver
- loopt omver
- lopen omver
- lopen omver
- lopen omver
o.v.t.
- liep omver
- liep omver
- liep omver
- liepen omver
- liepen omver
- liepen omver
v.t.t.
- ben omver gelopen
- bent omver gelopen
- is omver gelopen
- zijn omver gelopen
- zijn omver gelopen
- zijn omver gelopen
v.v.t.
- was omver gelopen
- was omver gelopen
- was omver gelopen
- waren omver gelopen
- waren omver gelopen
- waren omver gelopen
o.t.t.t.
- zal omverlopen
- zult omverlopen
- zal omverlopen
- zullen omverlopen
- zullen omverlopen
- zullen omverlopen
o.v.t.t.
- zou omverlopen
- zou omverlopen
- zou omverlopen
- zouden omverlopen
- zouden omverlopen
- zouden omverlopen
en verder
- heb omver gelopen
- hebt omver gelopen
- heeft omver gelopen
- hebben omver gelopen
- hebben omver gelopen
- hebben omver gelopen
diversen
- loop omver!
- loopt omver!
- omver gelopen
- omver lopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omverlopen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
run down | omverlopen | afkraken; aflopen; afrennen; eindigen; katten; kraken; kritiseren; teneindelopen; uitwonen |