Dutch
Detailed Translations for omwoelen from Dutch to English
omwoelen:
-
omwoelen
Conjugations for omwoelen:
o.t.t.
- woel om
- woelt om
- woelt om
- woelen om
- wooelen om
- woelen om
o.v.t.
- woelde om
- woelde om
- woelde om
- woelden om
- woelden om
- woelden om
v.t.t.
- heb omgewoeld
- hebt omgewoeld
- heeft omgewoeld
- hebben omgewoeld
- hebben omgewoeld
- hebben omgewoeld
v.v.t.
- had omgewoeld
- had omgewoeld
- had omgewoeld
- hadden omgewoeld
- hadden omgewoeld
- hadden omgewoeld
o.t.t.t.
- zal omwoelen
- zult omwoelen
- zal omwoelen
- zullen omwoelen
- zullen omwoelen
- zullen omwoelen
o.v.t.t.
- zou omwoelen
- zou omwoelen
- zou omwoelen
- zouden omwoelen
- zouden omwoelen
- zouden omwoelen
diversen
- woel om!
- woelt om!
- omgewoeld
- omwoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omwoelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
scramble | stoelendans | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
grabble | omwoelen | graaien; grabbelen; snuffelen |
rummage | omwoelen | doorzoeken; flodderen; rondwroeten; snuffelen; snuffelen aan |
scramble | omwoelen | klauteren |
External Machine Translations: