Summary
Dutch to English: more detail...
- ontrollen:
-
Wiktionary:
- ontrollen → develop, reveal, grow, explain, clarify, account for, elucidate, explicate, give an accounting for, anoint, smear, spread, grease, apply, lay out, spread out, extend, spread-eagle, augment, enlarge, increase, aggrandize, magnify, step up, unroll, unfold, unfurl, expand, reach, stretch, stretch out, adulterate, dilute
Dutch
Detailed Translations for ontrolt from Dutch to English
ontrollen:
Conjugations for ontrollen:
o.t.t.
- ontrol
- ontrolt
- ontrolt
- ontrollen
- ontrollen
- ontrollen
o.v.t.
- ontrolde
- ontrolde
- ontrolde
- ontrolden
- ontrolden
- ontrolden
v.t.t.
- heb ontrold
- hebt ontrold
- heeft ontrold
- hebben ontrold
- hebben ontrold
- hebben ontrold
v.v.t.
- had ontrold
- had ontrold
- had ontrold
- hadden ontrold
- hadden ontrold
- hadden ontrold
o.t.t.t.
- zal ontrollen
- zult ontrollen
- zal ontrollen
- zullen ontrollen
- zullen ontrollen
- zullen ontrollen
o.v.t.t.
- zou ontrollen
- zou ontrollen
- zou ontrollen
- zouden ontrollen
- zouden ontrollen
- zouden ontrollen
en verder
- is ontrold
- zijn ontrold
diversen
- ontrol!
- ontrolt!
- ontrold
- ontrollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontrollen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
unroll | uitrollen | |
unrolling | afrollen; afwinden; ontrollen | |
unwinding | afrollen; afwinden; ontrollen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
unfold | afrollen; ontrollen; uitrollen | ontplooien; ontvouwen; ontwikkelen; openklappen; openspreiden; openvouwen; tot ontwikkeling brengen; uiteenvouwen; uitklappen; uitslaan; uitsmeren; uitspreiden; uitvouwen |
unfurl | afrollen; ontrollen; uitrollen | |
unroll | afrollen; ontrollen; uitrollen | |
unwind | afrollen; ontrollen; uitrollen | afwinden |
Wiktionary Translations for ontrollen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontrollen | → develop; reveal; grow | ↔ développer — dégager une chose de ce qui l’envelopper. |
• ontrollen | → explain; clarify; account for; elucidate; explicate; give an accounting for | ↔ expliquer — rendre clair. |
• ontrollen | → anoint; smear; spread; grease; apply; lay out; spread out; extend; spread-eagle; augment; enlarge; increase; aggrandize; magnify; step up; unroll; unfold; unfurl; expand; reach; stretch; stretch out; adulterate; dilute | ↔ étendre — Traductions à trier suivant le sens |