Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. op hol slaan:


Dutch

Detailed Translations for op hol slaan from Dutch to English

op hol slaan:

op hol slaan verb (sla op hol, slaat op hol, sloeg op hol, sloegen op hol, op hol geslagen)

  1. op hol slaan
    to bolt
    • bolt verb (bolts, bolted, bolting)

Conjugations for op hol slaan:

o.t.t.
  1. sla op hol
  2. slaat op hol
  3. slaat op hol
  4. slaan op hol
  5. slaan op hol
  6. slaan op hol
o.v.t.
  1. sloeg op hol
  2. sloeg op hol
  3. sloeg op hol
  4. sloegen op hol
  5. sloegen op hol
  6. sloegen op hol
v.t.t.
  1. ben op hol geslagen
  2. bent op hol geslagen
  3. is op hol geslagen
  4. zijn op hol geslagen
  5. zijn op hol geslagen
  6. zijn op hol geslagen
v.v.t.
  1. was op hol geslagen
  2. was op hol geslagen
  3. was op hol geslagen
  4. waren op hol geslagen
  5. waren op hol geslagen
  6. waren op hol geslagen
o.t.t.t.
  1. zal op hol slaan
  2. zult op hol slaan
  3. zal op hol slaan
  4. zullen op hol slaan
  5. zullen op hol slaan
  6. zullen op hol slaan
o.v.t.t.
  1. zou op hol slaan
  2. zou op hol slaan
  3. zou op hol slaan
  4. zouden op hol slaan
  5. zouden op hol slaan
  6. zouden op hol slaan
diversen
  1. sla op hol!
  2. slaat op hol!
  3. op hol geslagen
  4. op hol slaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for op hol slaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
bolt bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; bout; flits; grendel; knip; moerbout; schicht; schoot; schuif; sluitinrichting voor deur of raam; tapbout; tong; verschuifbare sluiting
VerbRelated TranslationsOther Translations
bolt op hol slaan builen

Related Translations for op hol slaan