Dutch
Detailed Translations for opstuwen from Dutch to English
opstuwen:
-
opstuwen (voortstuwen; stuwen)
Conjugations for opstuwen:
o.t.t.
- stuw op
- stuwt op
- stuwt op
- stuwen op
- stuwen op
- stuwen op
o.v.t.
- stuwde op
- stuwde op
- stuwde op
- stuwden op
- stuwden op
- stuwden op
v.t.t.
- heb opgestuwd
- hebt opgestuwd
- heeft opgestuwd
- hebben opgestuwd
- hebben opgestuwd
- hebben opgestuwd
v.v.t.
- had opgestuwd
- had opgestuwd
- had opgestuwd
- hadden opgestuwd
- hadden opgestuwd
- hadden opgestuwd
o.t.t.t.
- zal opstuwen
- zult opstuwen
- zal opstuwen
- zullen opstuwen
- zullen opstuwen
- zullen opstuwen
o.v.t.t.
- zou opstuwen
- zou opstuwen
- zou opstuwen
- zouden opstuwen
- zouden opstuwen
- zouden opstuwen
en verder
- is opgestuwd
- zijn opgestuwd
diversen
- stuw op!
- stuwt op!
- opgestuwd
- opstuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opstuwen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
propel | opstuwen; stuwen; voortstuwen | stuwen; voortbewegen; voortstuwen; vooruitduwen |