Dutch
Detailed Translations for outilleren from Dutch to English
outilleren:
-
outilleren
Conjugations for outilleren:
o.t.t.
- outilleer
- outilleert
- outilleert
- outilleren
- outilleren
- outilleren
o.v.t.
- outilleerde
- outilleerde
- outilleerde
- outilleerden
- outilleerden
- outilleerden
v.t.t.
- ben geoutilleerd
- bent geoutilleerd
- is geoutilleerd
- zijn geoutilleerd
- zijn geoutilleerd
- zijn geoutilleerd
v.v.t.
- was geoutilleerd
- was geoutilleerd
- was geoutilleerd
- waren geoutilleerd
- waren geoutilleerd
- waren geoutilleerd
o.t.t.t.
- zal outilleren
- zult outilleren
- zal outilleren
- zullen outilleren
- zullen outilleren
- zullen outilleren
o.v.t.t.
- zou outilleren
- zou outilleren
- zou outilleren
- zouden outilleren
- zouden outilleren
- zouden outilleren
diversen
- outilleer!
- outilleert!
- geoutilleerd
- outillerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for outilleren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
equip | outilleren | |
fit out | outilleren | optooien; toerusten; uitrusten; zich uitdossen; zich uitmonsteren; zich uitrusten |
External Machine Translations: