Dutch
Detailed Translations for overlever from Dutch to English
overleveren:
-
overleveren
Conjugations for overleveren:
o.t.t.
- overlever
- overlevert
- overlevert
- overleveren
- overleveren
- overleveren
o.v.t.
- overleverde
- overleverde
- overleverde
- overleverden
- overleverden
- overleverden
v.t.t.
- ben overgeleverd
- bent overgeleverd
- is overgeleverd
- zijn overgeleverd
- zijn overgeleverd
- zijn overgeleverd
v.v.t.
- was overgeleverd
- was overgeleverd
- was overgeleverd
- waren overgeleverd
- waren overgeleverd
- waren overgeleverd
o.t.t.t.
- zal overleveren
- zult overleveren
- zal overleveren
- zullen overleveren
- zullen overleveren
- zullen overleveren
o.v.t.t.
- zou overleveren
- zou overleveren
- zou overleveren
- zouden overleveren
- zouden overleveren
- zouden overleveren
diversen
- overlever!
- overlevert!
- overgeleverd
- overleverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overleveren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hand down | overleveren | inschrijven; opgeven |
Wiktionary Translations for overleveren:
overleveren
Cross Translation:
verb
-
transmit in succession
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overleveren | → hand down | ↔ tradieren — (transitiv) etwas (mündlich) überliefern, weitergeben, mündlich fortpflanzen |