Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overtuigdheid:


Dutch

Detailed Translations for overtuigdheid from Dutch to English

overtuigdheid:

overtuigdheid [znw.] noun

  1. overtuigdheid (overtuiging)
    the persuasion; the conviction; the belief

Translation Matrix for overtuigdheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
belief overtuigdheid; overtuiging confessie; geloof; geloofsovertuiging; gezindheid; gezindte
conviction overtuigdheid; overtuiging gezindheid; overtuiging; vaststaande mening
persuasion overtuigdheid; overtuiging geloof; godsdienst; overreding; religie