Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. planning:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for planning from Dutch to English

planning:

planning [de ~ (v)] noun

  1. de planning (opzet; plan)
    the scheme; the plan; the objective; the intention; the idea
  2. de planning
    the schedule
    – The timing and sequence of tasks within a project. 1

Translation Matrix for planning:

NounRelated TranslationsOther Translations
idea opzet; plan; planning begrip; benul; besef; bewustzijn; conceptie; denkbeeld; gedachte; gezichtspunt; gezindheid; idee; intentie; interpretatie; inzicht; kijk; lezing; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; moedwil; notie; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; standpunt; vaststaande mening; visie; voornemen; zienswijze
intention opzet; plan; planning betekenis; doel; doeleinde; inhoud; intentie; inzet; moedwil; nut; oogmerk; opzet; plan; streven; toeleg; voornemen; zin
objective opzet; plan; planning bestemming; doel; doeleinde; doelstelling; einddoel; eindpunt; inzet; oogmerk; reisbestemming; streven; toeleg
plan opzet; plan; planning grondplan; plan; plattegrond; project; situatieschets; situatietekening; stadskaart
schedule planning lijst; tabel; tafel; vliegschema
scheme opzet; plan; planning doel; doeleinde; inzet; kleurenschema; schema; stelsel; streven; systeem; toeleg
VerbRelated TranslationsOther Translations
plan bedenken; beramen; inplannen; plan beramen; plannen; van plan zijn; verzinnen; zinnen
schedule plannen
scheme intrigeren; konkelen; kuipen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
objective objectief; onpartijdig

Related Words for "planning":

  • planningen

Wiktionary Translations for planning:


Cross Translation:
FromToVia
planning planning; strategy; scheduling Planungdurchdachter Vorgang der zu einer Zeichnung oder Beschreibung eines Vorhaben, im Ergebnis (dem Plan), führt.