Dutch
Detailed Translations for provocerend from Dutch to English
provocerend:
-
provocerend (uitdagend)
provocative; defiant; daring; ostentatious; provoking-
provocative adj
-
defiant adj
-
daring adj
-
ostentatious adj
-
provoking adj
-
Translation Matrix for provocerend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
daring | dapperheid; durf; durven; gewaagdheid; koenheid; lef; moed; onversaagdheid; wagen | |
provoking | provoceren; uitlokken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
provoking | flirten | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
daring | provocerend; uitdagend | doldriest; gedurfd; gewaagd; koen; kranig; lichtzinnig; manmoedig; onbeducht; onbevreesd; onverschrokken; onvervaard; overmoedig; pikant; roekeloos; stoutmoedig; vermetel; waaghalzig |
defiant | provocerend; uitdagend | overtreffend; tartend; trotserend |
ostentatious | provocerend; uitdagend | ostentatief |
provocative | provocerend; uitdagend | |
provoking | provocerend; uitdagend | tartend; tergend; treiterig; trotserend |
provocerend form of provoceren:
-
provoceren (aanzetten tot; instigeren)
-
provoceren (uitlokken; aanleiding geven tot; ophitsen; uitdagen)
Conjugations for provoceren:
o.t.t.
- provoceer
- provoceert
- provoceert
- provoceren
- provoceren
- provoceren
o.v.t.
- provoceerde
- provoceerde
- provoceerde
- provoceerden
- provoceerden
- provoceerden
v.t.t.
- heb geprovoceerd
- hebt geprovoceerd
- heeft geprovoceerd
- hebben geprovoceerd
- hebben geprovoceerd
- hebben geprovoceerd
v.v.t.
- had geprovoceerd
- had geprovoceerd
- had geprovoceerd
- hadden geprovoceerd
- hadden geprovoceerd
- hadden geprovoceerd
o.t.t.t.
- zal provoceren
- zult provoceren
- zal provoceren
- zullen provoceren
- zullen provoceren
- zullen provoceren
o.v.t.t.
- zou provoceren
- zou provoceren
- zou provoceren
- zouden provoceren
- zouden provoceren
- zouden provoceren
en verder
- ben geprovoceerd
- bent geprovoceerd
- is geprovoceerd
- zijn geprovoceerd
- zijn geprovoceerd
- zijn geprovoceerd
diversen
- provoceer!
- provoceert!
- geprovoceerd
- provocerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
provoceren (uitlokken)
Translation Matrix for provoceren:
Wiktionary Translations for provoceren:
provoceren
Cross Translation:
verb
provoceren
verb
-
provoke
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• provoceren | → provoke | ↔ provozieren — (transitiv) (zu einer unüberlegten Handlung oder Reaktion) herausfordern, reizen |
• provoceren | → defy; incite; provoke; challenge; exasperate | ↔ provoquer — inciter, exciter. |