Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. record:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for record from Dutch to English

record:

record [het ~] noun

  1. het record
    the record
  2. het record
    the record; the row
    – A group of related fields (columns) of information treated as a unit and arranged in a horizontal line in a table or spreadsheet. 1
  3. het record
    the record
    – The form used to store business information (e.g. open activities, activity history, linked records). 1

Translation Matrix for record:

NounRelated TranslationsOther Translations
record record album; elpee; grammofoon; grammofoonplaat; l.p.; langspeelplaat; lijst; lijst van gegevens; lp; opgaaf; opgave; optekening; overzicht; plaat; rapport; reportage; schijf; staat; staatje; verhaal; verslag; weergave
row record aaneenschakeling; botsing; colonne; conflict; cyclus; dispuut; file; gelid; keten; ketting; meningsverschil; onenigheid; reeks; rij; rijtje; roeitochtje; ruzie; serie; snoer; stennis; twist; woordenwisseling
VerbRelated TranslationsOther Translations
record aantekenen; boeken; boekstaven; inspreken; noteren; onthouden; op schrift stellen; opnemen; opschrijven; opslaan; optekenen; registreren; te boek stellen; vastleggen
row roeien

Related Words for "record":


Wiktionary Translations for record:

record
noun
  1. beste prestatie
  2. bij elkaar behorende gegevens
record
noun
  1. most extreme known value of some achievement

Cross Translation:
FromToVia
record record RekordSport: anerkannte Bestleistung in einer bestimmten Disziplin zu einem bestimmten Zeitpunkt