Dutch
Detailed Translations for remplaceren from Dutch to English
remplaceren:
-
remplaceren (vervangen; vernieuwen; verwisselen; aflossen)
-
remplaceren
Conjugations for remplaceren:
o.t.t.
- remplaceer
- remplaceert
- remplaceert
- remplaceren
- remplaceren
- remplaceren
o.v.t.
- remplaceerde
- remplaceerde
- remplaceerde
- remplaceerden
- remplaceerden
- remplaceerden
v.t.t.
- heb geremplaceerd
- hebt geremplaceerd
- heeft geremplaceerd
- hebben geremplaceerd
- hebben geremplaceerd
- hebben geremplaceerd
v.v.t.
- had geremplaceerd
- had geremplaceerd
- had geremplaceerd
- hadden geremplaceerd
- hadden geremplaceerd
- hadden geremplaceerd
o.t.t.t.
- zal remplaceren
- zult remplaceren
- zal remplaceren
- zullen remplaceren
- zullen remplaceren
- zullen remplaceren
o.v.t.t.
- zou remplaceren
- zou remplaceren
- zou remplaceren
- zouden remplaceren
- zouden remplaceren
- zouden remplaceren
en verder
- is geremplaceerd
- zijn geremplaceerd
diversen
- remplaceer!
- remplaceert!
- geremplaceerd
- remplacerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze