Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. roepen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for riep from Dutch to English

roepen:

roepen verb (roep, roept, riep, riepen, geroepen)

  1. roepen
    to call
    • call verb (calls, called, calling)

Conjugations for roepen:

o.t.t.
  1. roep
  2. roept
  3. roept
  4. roepen
  5. roepen
  6. roepen
o.v.t.
  1. riep
  2. riep
  3. riep
  4. riepen
  5. riepen
  6. riepen
v.t.t.
  1. heb geroepen
  2. hebt geroepen
  3. heeft geroepen
  4. hebben geroepen
  5. hebben geroepen
  6. hebben geroepen
v.v.t.
  1. had geroepen
  2. had geroepen
  3. had geroepen
  4. hadden geroepen
  5. hadden geroepen
  6. hadden geroepen
o.t.t.t.
  1. zal roepen
  2. zult roepen
  3. zal roepen
  4. zullen roepen
  5. zullen roepen
  6. zullen roepen
o.v.t.t.
  1. zou roepen
  2. zou roepen
  3. zou roepen
  4. zouden roepen
  5. zouden roepen
  6. zouden roepen
en verder
  1. ben geroepen
  2. bent geroepen
  3. is geroepen
  4. zijn geroepen
  5. zijn geroepen
  6. zijn geroepen
diversen
  1. roep!
  2. roept!
  3. geroepen
  4. roepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

roepen [de ~] noun, plural

  1. de roepen (schreeuwen; kreten; gillen)
    the yelling; the shouts; the screams; the cries

Translation Matrix for roepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
call aanroepen; bellen; belletje; convocatie; geluidssein; geluidssignaal; lokroep; loktoon; opbellen; oproep; oproeping; praaien; telefonisch bericht; telefoontje
cries gillen; kreten; roepen; schreeuwen
screams gillen; kreten; roepen; schreeuwen
shouts gillen; kreten; roepen; schreeuwen
yelling gillen; kreten; roepen; schreeuwen gebrul; gebulder; gegil; gekrijs; gescheld; geschreeuw; getier
VerbRelated TranslationsOther Translations
call roepen aanbellen; aanroepen; afkondigen; bellen; benoemen; bestempelen; betitelen; bijeenroepen; bonzen; convoceren; decreteren; een naam geven; erbij halen; erbij roepen; iemand opbellen; luiden; noemen; opbellen; ordonneren; praaien; samenroepen; telefoontje plegen; vernoemen; verordenen; verordineren

Related Words for "roepen":


Antonyms for "roepen":


Related Definitions for "roepen":

  1. heel luid en met lange uithalen iets zeggen1
    • moeder roept dat ik moet komen eten1
  2. zeggen dat hij moet komen1
    • ik zal hem even roepen1

Wiktionary Translations for roepen:

roepen
verb
  1. met verheffing van stem de aandacht van iemand trachten te verkrijgen
roepen
verb
  1. to yell, shout
  2. to call out one or more words
  3. transitive: to shout, to scream (words)
  4. to request, summon, or beckon
  5. to fight or struggle confusedly at close quarters

Cross Translation:
FromToVia
roepen call; summon appelerdésigner quelqu’un par son nom ; pourvoir quelqu’un d’un nom.
roepen cry; scream; shout; cry out; call; call out; bellow; bleat; neigh; bray; roar; growl; whinny; moo; squeal; vociferate crierjeter un ou plusieurs cris.