Dutch
Detailed Translations for scalperen from Dutch to English
scalperen:
-
scalperen (van scalp beroven; van scalp ontdoen)
Conjugations for scalperen:
o.t.t.
- scalpeer
- scalpeert
- scalpeert
- scalperen
- scalperen
- scalperen
o.v.t.
- scalpeerde
- scalpeerde
- scalpeerde
- scalpeerden
- scalpeerden
- scalpeerden
v.t.t.
- heb gescalpeerd
- hebt gescalpeerd
- heeft gescalpeerd
- hebben gescalpeerd
- hebben gescalpeerd
- hebben gescalpeerd
v.v.t.
- had gescalpeerd
- had gescalpeerd
- had gescalpeerd
- hadden gescalpeerd
- hadden gescalpeerd
- hadden gescalpeerd
o.t.t.t.
- zal scalperen
- zult scalperen
- zal scalperen
- zullen scalperen
- zullen scalperen
- zullen scalperen
o.v.t.t.
- zou scalperen
- zou scalperen
- zou scalperen
- zouden scalperen
- zouden scalperen
- zouden scalperen
en verder
- ben gescalpeerd
- bent gescalpeerd
- is gescalpeerd
- zijn gescalpeerd
- zijn gescalpeerd
- zijn gescalpeerd
diversen
- scalpeer!
- scalpeert!
- gescalpeerd
- scalperend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for scalperen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
scalp | scalp; zegeteken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
scalp | scalperen; van scalp beroven; van scalp ontdoen |