Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. schaken:
  2. schaak:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for schaken:
    • chess


Dutch

Detailed Translations for schaken from Dutch to English

schaken:

schaken verb (schaak, schaakt, schaakte, schaakten, geschaakt)

  1. schaken
    to abduct
    • abduct verb (abducts, abducted, abducting)

Conjugations for schaken:

o.t.t.
  1. schaak
  2. schaakt
  3. schaakt
  4. schaken
  5. schaken
  6. schaken
o.v.t.
  1. schaakte
  2. schaakte
  3. schaakte
  4. schaakten
  5. schaakten
  6. schaakten
v.t.t.
  1. ben geschaakt
  2. bent geschaakt
  3. is geschaakt
  4. zijn geschaakt
  5. zijn geschaakt
  6. zijn geschaakt
v.v.t.
  1. was geschaakt
  2. was geschaakt
  3. was geschaakt
  4. waren geschaakt
  5. waren geschaakt
  6. waren geschaakt
o.t.t.t.
  1. zal schaken
  2. zult schaken
  3. zal schaken
  4. zullen schaken
  5. zullen schaken
  6. zullen schaken
o.v.t.t.
  1. zou schaken
  2. zou schaken
  3. zou schaken
  4. zouden schaken
  5. zouden schaken
  6. zouden schaken
diversen
  1. schaak!
  2. schaakt!
  3. geschaakt
  4. schakende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schaken [znw.] noun

  1. schaken
    the playing chess

Translation Matrix for schaken:

NounRelated TranslationsOther Translations
playing chess schaken
VerbRelated TranslationsOther Translations
abduct schaken kidnappen; ontvoeren

Related Words for "schaken":


Wiktionary Translations for schaken:

schaken
noun
  1. two-player board game
verb
  1. seize and carry away by violence; snatch by force

Cross Translation:
FromToVia
schaken chess set; chesspiece échec — L’ensemble des pièces d’un jeu d’échecs

schaak:

schaak [het ~] noun

  1. het schaak
    the check

Translation Matrix for schaak:

NounRelated TranslationsOther Translations
check schaak cheque; controleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
check aankruisen; beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bezichtigen; checken; controleren; examineren; hertellen; iets opzoeken; inspecteren; intomen; keuren; merken; nagaan; nakijken; narekenen; natellen; natrekken; nazoeken; onderzoeken; overhoren; proberen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; verifiëren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
check ruiten

Related Words for "schaak":


Wiktionary Translations for schaak:

schaak
noun
  1. chess: when the king is directly threatened by an enemy piece

Cross Translation:
FromToVia
schaak chess Schach — strategisches Brettspiel für zwei Spieler, Kurzwort für Schachspiel
schaak chess jeu d’échecsjeu se jouant sur un échiquier composé de 64 cases blanches et noires en alternance, chacun des deux joueurs disposant de 16 pièces.