Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate scheiding

Translate scheiding from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

scheiding:
- separation; segregation; divorce; division; partition
Wiktionary:
- scheiding → separation, segregation, divorce, division, dissociation, detachment, rent, severance
- scheiding → stripe, ray, part, stingray, skate, strip, streak, stroke, dash
User Contributed Translations for scheiding:
- cleavage

Dutch

Detailed Translations for scheiding from Dutch to English

scheiding:

scheiding [de ~ (v)] noun

de scheiding (segregatie; verbreking)
the separation; the segregation; the divorce; the division; the partition
- separation [the ~] noun
- segregation [the ~] noun
- divorce [the ~] noun
- division [the ~] noun
- partition [the ~] noun

Translation Matrix for scheiding:

Noun	Related Translations	Other Translations
division	scheiding; segregatie; verbreking	afdeling; aftakking; brigade; conflict; departement; detachement; disharmonie; divisie; hoofdgroep; onenigheid; scheuring; schisma; sectie; splitsing; tak; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; verdeeldheid; verdeling; vertakking; vete
divorce	scheiding; segregatie; verbreking	echtscheiding
partition	scheiding; segregatie; verbreking	afscheiding; afsluiting; beschot; dichtmaken; dwarsschot; hek; hekwerk; het afsluiten; partitie; schijfpartitie; schot; sluiting; tussenmuur; tussenmuurtje; tussenschot; verdeling
segregation	scheiding; segregatie; verbreking
separation	scheiding; segregatie; verbreking	afscheiding; afzondering; isolering
Verb	Related Translations	Other Translations
divorce		loskoppelen; scheiden; splitsen; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uiteengaan; uitsplitsen

Related Words for "scheiding":

scheidingen

Synonyms for "scheiding":

echtscheiding

Related Definitions for "scheiding":

beëindiging van een huwelijk¹
- de kinderen hebben de scheiding goed opgenomen¹
het uit elkaar gaan of uit elkaar zijn¹
- de scheiding duurde drie dagen¹
lijn op je hoofd waar het haar in verschillende richtingen gaat¹
- je moet een scheiding in je haar kammen¹

Wiktionary Translations for scheiding:

scheiding

noun

het uiteenhalen van iets in zijn onderdelen
- scheiding → separation; segregation
de lijn aan weerszijden waarvan haar naar de ene of de andere kant valt
- scheiding → separation
het verbreken van een huwelijk
- scheiding → divorce

scheiding

noun

act or process of dividing anything
- division → deling; verdeling; scheiding
act of dissociating
- dissociation → dissociatie; scheiding
separation
- detachment → losraking; scheiding
A division or schism between two things.
- rent → scheiding; schisma
act of disuniting two or more things
- separation → scheiding
act of severing
- severance → scheiding; lossnijden; los; zijn
separation
- severance → scheiding

Cross Translation:

From	To	Via
• scheiding	→ stripe; ray; part; stingray; skate; strip; streak; stroke; dash	↔ raie — ligne tracer sur une surface.

¹Muiswerk Woordenboek