Summary
Dutch
Detailed Translations for schermen from Dutch to English
schermen:
-
schermen
Conjugations for schermen:
o.t.t.
- scherm
- schermt
- schermt
- schermen
- schermen
- schermen
o.v.t.
- schermde
- schermde
- schermde
- schermden
- schermden
- schermden
v.t.t.
- heb geschermd
- hebt geschermd
- heeft geschermd
- hebben geschermd
- hebben geschermd
- hebben geschermd
v.v.t.
- had geschermd
- had geschermd
- had geschermd
- hadden geschermd
- hadden geschermd
- hadden geschermd
o.t.t.t.
- zal schermen
- zult schermen
- zal schermen
- zullen schermen
- zullen schermen
- zullen schermen
o.v.t.t.
- zou schermen
- zou schermen
- zou schermen
- zouden schermen
- zouden schermen
- zouden schermen
en verder
- ben geschermd
- bent geschermd
- is geschermd
- zijn geschermd
- zijn geschermd
- zijn geschermd
diversen
- scherm!
- schermt!
- geschermd
- schermende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schermen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fence | afrastering; afscheiding; afschutting; handelaar in gestolen goederen; hek; hekwerk; heler; omheining; omrastering; rasterwerk; schutting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
fence | schermen | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; omlijnen |
Related Words for "schermen":
scherm:
-
het scherm
-
het scherm
-
het scherm
Translation Matrix for scherm:
Noun | Related Translations | Other Translations |
screen | scherm | beeldscherm; kamerscherm; monitor; projectiescherm; raster; rastering; rasterwerk; rooster |
Verb | Related Translations | Other Translations |
screen | afschotten; afschutten |