Dutch
Detailed Translations for sjachert from Dutch to English
sjacheren:
-
sjacheren (marchanderen; onderhandelen; afdingen; pingelen; afpingelen)
Conjugations for sjacheren:
o.t.t.
- sjacher
- sjachert
- sjachert
- sjacheren
- sjacheren
- sjacheren
o.v.t.
- sjacherde
- sjacherde
- sjacherde
- sjacherden
- sjacherden
- sjacherden
v.t.t.
- heb gesjacherd
- hebt gesjacherd
- heeft gesjacherd
- hebben gesjacherd
- hebben gesjacherd
- hebben gesjacherd
v.v.t.
- had gesjacherd
- had gesjacherd
- had gesjacherd
- hadden gesjacherd
- hadden gesjacherd
- hadden gesjacherd
o.t.t.t.
- zal sjacheren
- zult sjacheren
- zal sjacheren
- zullen sjacheren
- zullen sjacheren
- zullen sjacheren
o.v.t.t.
- zou sjacheren
- zou sjacheren
- zou sjacheren
- zouden sjacheren
- zouden sjacheren
- zouden sjacheren
en verder
- ben gesjacherd
- bent gesjacherd
- is gesjacherd
- zijn gesjacherd
- zijn gesjacherd
- zijn gesjacherd
diversen
- sjacher!
- sjachert!
- gesjacherd
- sjacherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for sjacheren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bargain | aanbieding; afpingelarij; deal; knibbelarij; koopje; marchandering; onderhandeling; speciale aanbieding; spotkoopje; transactie; zaak | |
haggle | marchandering; onderhandeling | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bargain | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | afdingen; dingen |
haggle | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | afdingen; beknibbelen; dingen; knibbelen; knijpen; schrapen |
mediate | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; middelen; tegengestelden verenigen; tussenbeide komen; tussenkomen; zinnen op |
negociate | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | bemiddelen; incalculeren; tussenkomen; verdisconteren |
negotiate | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | bemiddelen; incalculeren; tussenkomen; verdisconteren |
Wiktionary Translations for sjacheren:
sjacheren
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sjacheren | → haggle; horse-trade | ↔ schachern — abwertend: in Abwägung gewinnsüchtiger Interessen sowie dem kleinlichen, hartnäckigen Streben nach dem größtmöglichen Vorteil, Preise beziehungsweise geschäftliche Abmachungen unlauter vereinbaren |