Dutch
Detailed Translations for smakken from Dutch to English
smakken:
-
het smakken (vies eten; opschrokken)
-
het smakken (smakkend eten)
the smack one's lips
-
smakken (smakkend eten)
-
smakken (neerkwakken; kwakken)
Conjugations for smakken:
o.t.t.
- smak
- smakt
- smakt
- smakken
- smakken
- smakken
o.v.t.
- smakte
- smakte
- smakte
- smakten
- smakten
- smakten
v.t.t.
- heb gesmakt
- hebt gesmakt
- heeft gesmakt
- hebben gesmakt
- hebben gesmakt
- hebben gesmakt
v.v.t.
- had gesmakt
- had gesmakt
- had gesmakt
- hadden gesmakt
- hadden gesmakt
- hadden gesmakt
o.t.t.t.
- zal smakken
- zult smakken
- zal smakken
- zullen smakken
- zullen smakken
- zullen smakken
o.v.t.t.
- zou smakken
- zou smakken
- zou smakken
- zouden smakken
- zouden smakken
- zouden smakken
en verder
- ben gesmakt
- bent gesmakt
- is gesmakt
- zijn gesmakt
- zijn gesmakt
- zijn gesmakt
diversen
- smak!
- smakt!
- gesmakt
- smakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for smakken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cracks | klappen; knallen; smakken | barsten; breuken; krakken; scheuren; sprongen |
flop | afgang; blamage; echec; fiasco; flop; mislukking; misser; teschandemaking | |
gobbling | opschrokken; smakken; vies eten | schrokken |
smack | dreun; handslag; jens; klap; klapzoen; klop; knal; kwak; lel; mep; opstopper; pakkerd; peut; smak; stoot; tik; toegebrachte klap | |
smack one's lips | smakken; smakkend eten | |
smacking | opschrokken; smakken; vies eten | gesmak |
Verb | Related Translations | Other Translations |
chuck down | kwakken; neerkwakken; smakken | |
eat noisily | smakken; smakkend eten | |
fling down | kwakken; neerkwakken; smakken | |
flop | kwakken; neerkwakken; smakken | afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen |
smack | smakken; smakkend eten | een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; slaan; timmeren |