Dutch
Detailed Translations for speculeren from Dutch to English
speculeren:
-
speculeren (met aandelen spelen)
Conjugations for speculeren:
o.t.t.
- speculeer
- speculeert
- speculeert
- speculeren
- speculeren
- speculeren
o.v.t.
- speculeerde
- speculeerde
- speculeerde
- speculeerden
- speculeerden
- speculeerden
v.t.t.
- heb gespeculeerd
- hebt gespeculeerd
- heeft gespeculeerd
- hebben gespeculeerd
- hebben gespeculeerd
- hebben gespeculeerd
v.v.t.
- had gespeculeerd
- had gespeculeerd
- had gespeculeerd
- hadden gespeculeerd
- hadden gespeculeerd
- hadden gespeculeerd
o.t.t.t.
- zal speculeren
- zult speculeren
- zal speculeren
- zullen speculeren
- zullen speculeren
- zullen speculeren
o.v.t.t.
- zou speculeren
- zou speculeren
- zou speculeren
- zouden speculeren
- zouden speculeren
- zouden speculeren
en verder
- ben gespeculeerd
- bent gespeculeerd
- is gespeculeerd
- zijn gespeculeerd
- zijn gespeculeerd
- zijn gespeculeerd
diversen
- speculeer!
- speculeert!
- gespeculeerd
- speculerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for speculeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bet with shares | met aandelen spelen; speculeren | |
conjecture | met aandelen spelen; speculeren | gissen; gissing maken; raden; theoretiseren |
speculate | met aandelen spelen; speculeren | gewaagde zaken doen; gissen; gissing maken; gokken; met geld spelen; raden; speculeren op; theoretiseren |
Wiktionary Translations for speculeren:
speculeren
verb
speculeren
-
inzetten op een bepaalde kans, meestal met hoog risico
- speculeren → speculate
verb
-
(intransitive) to guess