Dutch
Detailed Translations for sprongen from Dutch to English
sprongen:
Translation Matrix for sprongen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
clefts | barsten; scheuren; sprongen | |
cracks | barsten; scheuren; sprongen | barsten; breuken; klappen; knallen; krakken; smakken |
fissures | barsten; scheuren; sprongen | |
jumps | sprongen | voorsprongen |
leaps | sprongen | |
splits | barsten; scheuren; sprongen | barsten; krakken; splitten |
tears | barsten; scheuren; sprongen | tranen; waterlanders |
Related Words for "sprongen":
sprongen form of sprong:
-
de sprong (hoogtesprong; hoogspringen)
Translation Matrix for sprong:
Noun | Related Translations | Other Translations |
high jump | hoogspringen; hoogtesprong; sprong | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
high jump | hoogspringen | |
jump | een sprongetje maken; opspringen; parachutespringen; springen | |
Other | Related Translations | Other Translations |
jump | sprong; stijging |
Related Words for "sprong":
Wiktionary Translations for sprong:
sprong
Cross Translation:
noun
-
distance by which one thing is out of alignment with another
-
significant move forward
-
the act of leaping
-
instance of causing oneself to fall from an elevated location
-
instance of employing a parachute to leave an aircraft or elevated location
-
instance of reacting to a sudden stimulus by jerking the body
-
jumping move in a board game
-
instance of propelling oneself into the air
-
sizeable jump
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• sprong | → jump; leap; spring | ↔ saut — Action de sauter |
springen:
-
springen (een sprongetje maken)
-
springen (exploderen; ontploffen; uit elkaar springen; uit elkaar spatten; klappen)
-
springen (ontploffen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; ploffen)
-
springen (opspringen)
Conjugations for springen:
o.t.t.
- spring
- springt
- springt
- springen
- springen
- springen
o.v.t.
- sprong
- sprong
- sprong
- sprongen
- sprongen
- sprongen
v.t.t.
- heb gesprongen
- hebt gesprongen
- heeft gesprongen
- hebben gesprongen
- hebben gesprongen
- hebben gesprongen
v.v.t.
- had gesprongen
- had gesprongen
- had gesprongen
- hadden gesprongen
- hadden gesprongen
- hadden gesprongen
o.t.t.t.
- zal springen
- zult springen
- zal springen
- zullen springen
- zullen springen
- zullen springen
o.v.t.t.
- zou springen
- zou springen
- zou springen
- zouden springen
- zouden springen
- zouden springen
en verder
- ben gesprongen
- bent gesprongen
- is gesprongen
- zijn gesprongen
- zijn gesprongen
- zijn gesprongen
diversen
- spring!
- springt!
- gesprongen
- springend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het springen (naar beneden springen; afspringen)
Translation Matrix for springen:
Related Definitions for "springen":
Wiktionary Translations for springen:
springen
Cross Translation:
verb
springen
-
na zich tegen de zwaartekracht afgezet te hebben een korte vrije val door de lucht maken
- springen → jump
verb
-
to jump
-
employ a move in certain board games in which one piece moves over another
-
employ a parachute to leave an aircraft or elevated location
-
cause oneself to leave an elevated location and fall downward
-
propel oneself rapidly upward such that momentum causes the body to become airborne
-
to leap
-
to explode
-
to jump or leap
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• springen | → croak; kick the bucket | ↔ crever — Mourir |
• springen | → explode; break out; skyrocket | ↔ exploser — faire explosion. |
• springen | → jump; leap; spring; skip | ↔ sauter — S’élancer en l’air |
External Machine Translations: