Dutch
Detailed Translations for stigmatiseren from Dutch to English
stigmatiseren:
-
stigmatiseren
to stigmatise
Conjugations for stigmatiseren:
o.t.t.
- stigmatiseer
- stigmatiseert
- stigmatiseert
- stigmatiseren
- stigmatiseren
- stigmatiseren
o.v.t.
- stigmatiseerde
- stigmatiseerde
- stigmatiseerde
- stigmatiseerden
- stigmatiseerden
- stigmatiseerden
v.t.t.
- ben gestigmatiseerd
- bent gestigmatiseerd
- is gestigmatiseerd
- zijn gestigmatiseerd
- zijn gestigmatiseerd
- zijn gestigmatiseerd
v.v.t.
- was gestigmatiseerd
- was gestigmatiseerd
- was gestigmatiseerd
- waren gestigmatiseerd
- waren gestigmatiseerd
- waren gestigmatiseerd
o.t.t.t.
- zal stigmatiseren
- zult stigmatiseren
- zal stigmatiseren
- zullen stigmatiseren
- zullen stigmatiseren
- zullen stigmatiseren
o.v.t.t.
- zou stigmatiseren
- zou stigmatiseren
- zou stigmatiseren
- zouden stigmatiseren
- zouden stigmatiseren
- zouden stigmatiseren
diversen
- stigmatiseer!
- stigmatiseert!
- gestigmatiseerd
- stigmatiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stigmatiseren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
stigmatise | stigmatiseren | branden; brandmerken; inbranden; markeren; schandmerken; van stigma's voorzien |
stigmatize | stigmatiseren | branden; brandmerken; inbranden; markeren; schandmerken; van stigma's voorzien |