Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. stigmatiseren:


Dutch

Detailed Translations for stigmatiseren from Dutch to English

stigmatiseren:

stigmatiseren verb (stigmatiseer, stigmatiseert, stigmatiseerde, stigmatiseerden, gestigmatiseerd)

  1. stigmatiseren
    to stigmatize
    – mark with a stigma or stigmata 1
    • stigmatize verb, American (stigmatizes, stigmatized, stigmatizing)
      • They wanted to stigmatize the adulteress1
    to stigmatise

Conjugations for stigmatiseren:

o.t.t.
  1. stigmatiseer
  2. stigmatiseert
  3. stigmatiseert
  4. stigmatiseren
  5. stigmatiseren
  6. stigmatiseren
o.v.t.
  1. stigmatiseerde
  2. stigmatiseerde
  3. stigmatiseerde
  4. stigmatiseerden
  5. stigmatiseerden
  6. stigmatiseerden
v.t.t.
  1. ben gestigmatiseerd
  2. bent gestigmatiseerd
  3. is gestigmatiseerd
  4. zijn gestigmatiseerd
  5. zijn gestigmatiseerd
  6. zijn gestigmatiseerd
v.v.t.
  1. was gestigmatiseerd
  2. was gestigmatiseerd
  3. was gestigmatiseerd
  4. waren gestigmatiseerd
  5. waren gestigmatiseerd
  6. waren gestigmatiseerd
o.t.t.t.
  1. zal stigmatiseren
  2. zult stigmatiseren
  3. zal stigmatiseren
  4. zullen stigmatiseren
  5. zullen stigmatiseren
  6. zullen stigmatiseren
o.v.t.t.
  1. zou stigmatiseren
  2. zou stigmatiseren
  3. zou stigmatiseren
  4. zouden stigmatiseren
  5. zouden stigmatiseren
  6. zouden stigmatiseren
diversen
  1. stigmatiseer!
  2. stigmatiseert!
  3. gestigmatiseerd
  4. stigmatiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stigmatiseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
stigmatise stigmatiseren branden; brandmerken; inbranden; markeren; schandmerken; van stigma's voorzien
stigmatize stigmatiseren branden; brandmerken; inbranden; markeren; schandmerken; van stigma's voorzien