Dutch
Detailed Translations for telgen from Dutch to English
telgen:
-
de telgen (nageslacht; kinderen; nakomelingen; broed; kroost; gebroed)
-
de telgen (nakomelingen; afstammelingen)
the descendants
Translation Matrix for telgen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
brood | broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen | broed; broeden; broedsel; gebroed; jong gedierte |
children | broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen | |
descendants | afstammelingen; broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen | |
offspring | broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen | afstammeling; loot; nakomeling; takje; telg; twijg |
progeny | broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen | loot; takje; twijg |
successors | broed; gebroed; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
brood | aftobben; nadenken; peinzen; piekeren; prakkiseren; tobben |
Related Words for "telgen":
telg:
-
de telg (afstammeling; nakomeling)
Translation Matrix for telg:
Noun | Related Translations | Other Translations |
descendant | afstammeling; nakomeling; telg | afstamming; descendant |
descendent | afstammeling; nakomeling; telg | |
offspring | afstammeling; nakomeling; telg | broed; gebroed; kinderen; kroost; loot; nageslacht; nakomelingen; takje; telgen; twijg |
Related Words for "telg":
Wiktionary Translations for telg:
telg
noun
-
one who is the progeny of someone
-
descendant