Dutch
Detailed Translations for tob af from Dutch to English
aftobben:
-
aftobben
Conjugations for aftobben:
o.t.t.
- tob af
- tobt af
- tobt af
- tobben af
- tobben af
- tobben af
o.v.t.
- tobde af
- tobde af
- tobde af
- tobden af
- tobden af
- tobden af
v.t.t.
- heb afgetobd
- hebt afgetobd
- heeft afgetobd
- hebben afgetobd
- hebben afgetobd
- hebben afgetobd
v.v.t.
- had afgetobd
- had afgetobd
- had afgetobd
- hadden afgetobd
- hadden afgetobd
- hadden afgetobd
o.t.t.t.
- zal aftobben
- zult aftobben
- zal aftobben
- zullen aftobben
- zullen aftobben
- zullen aftobben
o.v.t.t.
- zou aftobben
- zou aftobben
- zou aftobben
- zouden aftobben
- zouden aftobben
- zouden aftobben
diversen
- tob af!
- tobt af!
- afgetobd
- aftobbende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aftobben:
Noun | Related Translations | Other Translations |
brood | broed; broeden; broedsel; gebroed; jong gedierte; kinderen; kroost; nageslacht; nakomelingen; telgen | |
fret | fret; gitaaraanduiding | |
worry | bekommernis; bezorgdheid; getob; kommer; kopzorg; ongerustheid; verontrusting; verpleging; verzorging; zorg | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
brood | aftobben | nadenken; peinzen; piekeren; prakkiseren; tobben |
fret | aftobben | tobben |
worry | aftobben | bezorgd wezen; in zorg zijn; tobben |
External Machine Translations: