Summary
Dutch
Detailed Translations for trapt from Dutch to English
trappen:
-
trappen (trappen geven; schoppen)
-
trappen
-
trappen (lopen)
Conjugations for trappen:
o.t.t.
- trap
- trapt
- trapt
- trappen
- trappen
- trappen
o.v.t.
- trapte
- trapte
- trapte
- trapten
- trapten
- trapten
v.t.t.
- heb getrapt
- hebt getrapt
- heeft getrapt
- hebben getrapt
- hebben getrapt
- hebben getrapt
v.v.t.
- had getrapt
- had getrapt
- had getrapt
- hadden getrapt
- hadden getrapt
- hadden getrapt
o.t.t.t.
- zal trappen
- zult trappen
- zal trappen
- zullen trappen
- zullen trappen
- zullen trappen
o.v.t.t.
- zou trappen
- zou trappen
- zou trappen
- zouden trappen
- zouden trappen
- zouden trappen
en verder
- ben getrapt
- bent getrapt
- is getrapt
- zijn getrapt
- zijn getrapt
- zijn getrapt
diversen
- trap!
- trapt!
- getrapt
- trappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for trappen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
boot | achterbak; bagageruimte; koffer; kofferbak; kofferruimte; laars; schop; schoppen; trap; voetbeweging | |
kick | schop; schoppen; terugslag; terugstoot; trap; voetbeweging | |
step | autoped; opstap; pas; schrede; stap; step; traptrede; tred; trede; tree | |
tread | loopvlak; tred | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
boot | trappen | in werking stellen; opstarten |
kick | schoppen; trappen; trappen geven | |
step | lopen; schoppen; trappen; trappen geven | treden |
tread | lopen; trappen |
Related Words for "trappen":
Wiktionary Translations for trappen:
trappen
Cross Translation:
verb
trappen
-
een voet met vaart tegen iets of iemand aan bewegen
- trappen → kick
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trappen | → step; tread | ↔ treten — Hilfsverb haben: mit der Fußsohle berühren, wobei meist das Körpergewicht darauf lastet |
• trappen | → kick | ↔ treten — Hilfsverb haben: mit dem Fuß oder Knie einen Hieb versetzen |
External Machine Translations: