Summary
Dutch to English: more detail...
- trefwoorden:
- trefwoord:
-
Wiktionary:
- trefwoord → entry
- trefwoord → descriptor
Dutch
Detailed Translations for trefwoorden from Dutch to English
trefwoorden:
-
de trefwoorden (steekwoorden)
Translation Matrix for trefwoorden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
catchwords | steekwoorden; trefwoorden | |
keywords | steekwoorden; trefwoorden |
Related Words for "trefwoorden":
trefwoord:
-
het trefwoord
-
het trefwoord
Translation Matrix for trefwoord:
Noun | Related Translations | Other Translations |
entry | trefwoord | aankomst; aanmelden; binnenkomst; boeking; entree; hoofdwoord; ingang; inkomst; inlaat; inschrijving; intocht; intrede; invoer; lemma; toegang; toetreding; vermelding |
headword | trefwoord | hoofdwoord; lemma |
keyword | trefwoord | sleutelwoord; steekwoord |
Related Words for "trefwoord":
Wiktionary Translations for trefwoord:
trefwoord
Cross Translation:
noun
trefwoord
-
een titelwoord van een stuk tekst in een catalogus, woordenboek of encyclopedie
- trefwoord → entry
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trefwoord | → descriptor | ↔ Stichwort — Plural 1: Wort, das man in einem Wörterbuch alphabetisch oder nach anderen Kriterien geordnet auffinden kann und erläutert ist oder einen Textverweis enthält |