Dutch
Detailed Translations for uitrusten met from Dutch to English
uitrusten met:
-
uitrusten met (voorzien van)
provide with; to equip with; provide wth; supply with; fit with-
provide with verb
-
provide wth verb
-
supply with verb
-
fit with verb
-
Conjugations for uitrusten met:
o.t.t.
- rust uit met
- rust uit met
- rust uit met
- rusten uit met
- rusten uit met
- rusten uit met
o.v.t.
- rustte uit met
- rustte uit met
- rustte uit met
- rustten uit met
- rustten uit met
- rustten uit met
v.t.t.
- ben uitgerust met
- bent uitgerust met
- is uitgerust met
- zijn uitgerust met
- zijn uitgerust met
- zijn uitgerust met
v.v.t.
- was uitgerust met
- was uitgerust met
- was uitgerust met
- waren uitgerust met
- waren uitgerust met
- waren uitgerust met
o.t.t.t.
- zal uitrusten met
- zult uitrusten met
- zal uitrusten met
- zullen uitrusten met
- zullen uitrusten met
- zullen uitrusten met
o.v.t.t.
- zou uitrusten met
- zou uitrusten met
- zou uitrusten met
- zouden uitrusten met
- zouden uitrusten met
- zouden uitrusten met
diversen
- rust uit met!
- rust uit met!
- uitgerust met
- uitrustend met
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitrusten met:
Verb | Related Translations | Other Translations |
equip with | uitrusten met; voorzien van | |
fit with | uitrusten met; voorzien van | |
provide with | uitrusten met; voorzien van | zich iets verschaffen |
provide wth | uitrusten met; voorzien van | |
supply with | uitrusten met; voorzien van | zich iets verschaffen |